Herdenkingsbijeenkomst 14 augustus 2010 Duinzichtkerk
Het is nog niet eerder voorgekomen dat een boek over de Vrouwenkampen in het Japans in Tokyo werd uitgegeven. Dat gebeurde onlangs met mijn boek “Mogen wij altijd in dit kamp blijven?” en draagt in het Japans de titel: “Een hymne voor de moeders” Dit Japanse boek werd door een grote christelijke uitgeversmaatschappij INOCHINOKOTOBASHA uitgebracht.
In het keizerrijk van Japan is slechts een procent van de Japanse bevolking christelijk, terwijl het merendeel het Shintoïsme en tevens het Boeddhisme aanhangt.
Vanaf 1868 tot 1945 was het Shintoïsme de staatsreligie van Japan waarin de keizer rechtstreeks zou afstammen van de zonnegodin. Door de militaire machthebbers werd dit in hun voordeel omgevormd en misbruikt om de Japanse bevolking klaar te stomen voor de oorlog. Zó werd de keizer het gehate symbool voor de slachtoffers.
De verliezen in 1945 aan beide kanten van de strijd waren zeer omvangrijk. Omdat Japan de oorlog niet wilde beëindigen, werd door de Amerikanen begin augustus een afschuwelijk wapen ingezet, met als gevolg dat de steden Hiroshima en Nagasaki met de grond gelijk werden gemaakt. Japan besloot op 14 augustus zich onvoorwaardelijk over te geven, waardoor de capitulatie op 15 augustus een feit was. Direct na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog werd de goddelijke status van de keizer door de Amerikanen afgeschaft. Voor de miljoenen slachtoffers van de Pacific oorlog uit China, Korea, Filippijnen, Birma, Siam, Nederlands-Indië, Australië, Nieuw Zeeland, Engeland en Amerika blijft het onverteerbaar dat Japan het agressieve verleden ontkent en beweert ‘slachtoffer’ te zijn van de oorlog die ze zelf hadden ontketend. Deze houding komt voort uit het Shintoïsme, waar men geen besef heeft van zonde, berouw of vergeving, in tegenstelling tot de andere religies.
Daarom is het een enorme stap vooruit dat deze uitgever 65 jaar na de oorlog dit Japanse boek heeft uitgebracht omdat de geschiedenis van de oorlog voor het eigen Japanse volk werd verzwegen.
Omdat ik zelf slachtoffer was van de bezetting, heeft de Japanse regering mij in 2002 uitgenodigd om naar Japan te gaan. Daar heb ik vriendelijke en behulpzame Japanners ontmoet, die ook erg onder de oorlog hadden geleden. In Hirado ontmoette ik de heer Akira Tanzawa die getroffen was door de foto’s van de kampbewoners uit mijn boek. Het waren de foto’s die direct na de vrede met Japan waren gemaakt. Omdat hij zelf regelmatig naar Thailand gaat en met de Australiërs werkt aan het museum Hell Fire Pass in Kanchanaburi, drong hij er bij mij op aan dat dit boek in het Japans vertaald zou worden omdat de oorlogsgeschiedenis nooit in de Japanse schoolboeken terecht is gekomen. Dit verleden werd voor Japan een zwarte bladzijde, waar vele onschuldige Japanners die buiten hun land reizen op worden aangekeken.
Door de positieve herinneringen aan mijn Japanse reis, sloot ik mij aan bij de conferentie Nederland-Japan die geleid wordt door Prof. Muraoka. Vanuit het christelijk geloof besteedt hij veel aandacht aan de dialoog tussen Nederland en Japan waar een toekomst van vrede en samenwerking op basis van begrip en verzoening mogelijk wordt. Hier heb ik mevrouw Yukari Tangena-Suzuki leren kennen die mijn boek in het Japans vertaalde in de hoop dat zoveel mogelijk Japanners geïnteresseerd zullen raken in de verborgen gehouden geschiedenis van hun land.
Afgelopen december vertelde mw. Tangena mij dat zij een uitgever had gevonden die het boek wilde uitbrengen. De uitgeverij vroeg om de foto’s van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Eveneens werd gevraagd of een Nederlandse autoriteit een aanbeveling wilde schrijven voor het Japanse publiek. De oud Nederlandse Ambassadeur in Tokyo, de heer Van Nouhuys, die zelf in het kamp heeft gezeten, heeft op een uitstekend wijze het ‘Woord Vooraf’ vastgelegd.
Op 1 juni vloog ik naar Tokyo om bij de publicatie aanwezig te zijn. De dag voor de presentatie nam mw. Tangena mij mee naar de uitgever en werd besproken hoe die middag zou verlopen. Vooraf aan de presentatie zou een lied worden gezongen en men vroeg mij welk lied ik wenste. Ik zei dat ik geen Japanse liederen kende, maar zo zei de uitgever: “probeer maar eens iets te zingen”. Zonder na te denken begon ik spontaan een paar klanken te neuriën. Tot mijn verbazing kende het team van de uitgever deze melodie en beschikte over muzieknoten voor het pianospel.
Op de dag van de publicatie werd de Nederlandse Ambassade vertegenwoordigd door de Cultureel Attaché, mw. Marion Tijsseling en ik ontmoette de 88-jarige Japanse predikant dr. Rev. Watanabe, die tijdens de oorlog bij de Marine zat. Zij zouden de eerste exemplaren ontvangen.
Honderd twintig Japanners uit diverse streken van Japan kwamen naar de ontvangst van de uitgeverij. De presentatie begon met het door mij gekozen gezang “Wat de toekomst brengen moge”. Toen pas drong de realiteit van de allerlaatste regel tot mij door dat ik naïef, en met gesloten ogen NAAR het onbekende land was gegaan.
Nadat de uitgever zelf over de publicatie van het boek had gesproken, werd ik uitgenodigd om achter het spreekgestoelte plaats te nemen. Mevrouw Tangena die iedere twee regels van de toespraak direct in het Japans zou vertalen stond bij de microfoon op twee meter van mij af. Het was een historisch moment dat ik IN het onbekende land stond en de aanwezige Japanners een boek aanreikte om de verholen geschiedenis van hun land te leren kennen! Na mijn ‘Dank u voor de aandacht’ in het Japans, volgde een enorm applaus!
Het lijkt er op dat in Japan een andere wind gaat waaien. Vijfenzestig jaar na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog staat de deur op een kier voor een toekomst waarin het verleden eindelijk een plaats kan innemen!
Henriette van Raalte-Geel